"k zin n'en Zeeuw!"

“k zin n’en Zeeuw!” roep ik om de muziek te overstemmen.
“Sorry? Wat?” vraagt ze.
Ik sta op een boot met allemaal vijfentwintig-jarigen waar ik er geen één van ken. Deze Koningsdag had ik me voorgenomen om de drukte te mijden, samen met mijn neef die niet van drukte houdt. Maar zijn vriendin vroeg of we toch niet even, gezellig, langskwamen. Natuurlijk, alles voor de liefde. 
“Ik kom oorspronkelijk uit Zeeland.”
“Zo hé. Dat is ver weg. Hoe lang is dat rijden? Anderhalf of twee uur?”
“Nee, twee-en-een-half-uur. Ik kom namelijk uit Zeeuws-Vlaanderen. En jij dan?”
“Oh, ik ben geboren in Amsterdam en woon nu bij de Vijzelgracht. We varen zo langs ons huis. Ik woon er samen met mijn huisgenootje.”
Het gesprek komt tot een natuurlijk einde. De blikken in onze ogen verraden dat we elkaar verder niet veel interessants te vertellen hebben en in mijn gedachten ga ik terug naar de Zeeuwse tongval die ik liet vallen toen ik de aard van mijn identiteit prijsgaf: “k zin n’en Zeeuw.”

Zo voel ik me ook. Nu. Ik voel me een Zeeuw. En het gekke is dat ik me geen Zeeuw voelde toen ik nog in Zeeland woonde. Mijn ouders zijn zoals ze zeggen “import” en thuis werd er nooit Zeeuws gepraat. Ja, Brabants. Steevast sprak mijn vader over “hullie” en “zullie.” En mijn moeder sprak Brabants wanneer ze met familie aan de telefoon hing en anders altijd Algemeen Nederlands. 

“Gulder zijn van die van den Reijen zeker?” werd mijn broertjes, mijn zus en ik nog wel eens gevraagd. Alsof we uit het buitenland kwamen. Twee hele kilometers woonden we buiten het dorp, maar voor mijn gevoel was de afstand tot de mensen van het dorp, de Kauter, nog veel groter. Zoals men buiten Zeeuws-Vlaanderen naar ons nog wel eens refereert als reserve-Belg, voelde ik me een reserve-reserve-Belg. Wat was mijn plek op de wereld? Niet in de polder van Nieuw-Namen in ieder geval, dat wist ik zeker.

Met de kerstvakanties ging ik regelmatig op bezoek bij mijn neef in Amsterdam. Ik weet niet wanneer de traditie precies begon, maar het zal rond mijn zevende geweest zijn. Magisch vond ik de grote stad. Het was exact het tegenovergestelde van Schelpstraat 1. In Amsterdam gebeurde elke dag wel wat en ik hoefde me geen moment te vervelen. 

Inmiddels woon ik de helft van mijn leven in de hoofdstad, maar de afgelopen jaren begint het Zeeuwse weer te lonken. Hosternokke! Ik bedoel: ik ga niet binnenkort naar Zeeland verhuizen, want dat ziet mijn aanstaande, Poolse vrouw niet zitten. En daar kan ik inkomen, Zeeuws-Vlaanderen heeft veel te bieden, maar een grote internationale gemeenschap ontbeert ze. Ook is er angst vanuit mijn kant: de weekendjes die ik bij mijn ouders doorbreng zijn geweldig ontspannend, maar hoe is het in het echte leven?

Het antwoord moet ik verschuldigd blijven en waarschijnlijk ook voor lange tijd. Voorlopig blijf ik een diasporische Zeeuw, maar wel eentje die af en toe stiekem op zoek gaat naar het kopen van een mogelijk vakantiehuisje ergens in de gemeente Hulst. De portemonnee staat het niet toe, maar ach, soms een beetje dromen over Zeeland hier in deze bruisende stad kan best lekker zijn.

Twijfel jij ook wel eens om terug te keren naar Zeeuws-Vlaanderen? Lees dan het verhaal van Evelien de Mey die uiteindelijk de stap heeft genomen om weer terug in Hulst te gaan wonen.